dinsdag 31 maart 2009

De geur van Andersen

Ik vond vandaag een document in mijn brievenbus met een wondermooi citaat. Het gaat over Denemarken, maar de makers van het document plaatsen er niet bij waar ze het citaat haalden. Op zich niet zo erg... Tof dat ze er de aanhalingstekens rond plaatsten, zo weten we tenminste dat het niet van hen komt. Even Googelen en het komt goed. Hier komt het: "In Denemarken hangt nog de geur van het oude Europa, een streek waar netheid regel is en alle groen door mensen gezaaid. Het land van Andersen, van droefgeestige moralisten, van elfen en trollen die ’s nachts voor boeiende dromen zorgen en overdag voor een opgewekt humeur." Schoon, niet? Het zou naar mijn aanvoelen van Geert Mak kunnen komen, dat is het eerste wat bij me opkomt. Ik zie het de grijze krullebol zo zeggen op het perron van een station. Het oude Europa, en de metafoor van de zintuigen: geur, kleur, humeur... En de verwijzing naar de literatuur, natuurlijk. Vanavond is het de laatste Mak uitzending, een extra lange editie, die ongeveer nu van start gaat. Mijn studenten moeten dit zien. Dat weten ze. Want vanavond gaan we het weten, we gaan het leren... wat is geschiedenis? Een vraag die Mak al tien jaar bezig houdt, mezelf al vijftien jaar. Wie weet wat we vanavond ontdekken. Op naar http://www.ineuropa.nl/.

Op het ritme van de seizoenen

Ik vind het altijd interessant om te weten hoe mensen en maatschappijen nadenken over "de" geschiedenis. Onlangs kwam er zo'n vraag op http://www.ikhebeenvraag.be/: Hoe bepaalde men in de middeleeuwen de geschiedenis. Ewel, hier komt mijn antwoord.
"In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.” Zo opent Umberto Eco zijn ‘De naam van de roos’. Deze middeleeuwse oerknal, dit startpunt van het middeleeuwse geschiedenisbeeld verklaart symbolisch het ontstaan van de wereld door een zevendaagse interventie van God. Over de vraag wanneer dit dan precies was, komt men tot verschillende conclusies. De Hebreeuws-bijbelse tijdlijn brengt ons bij 4046 voor Christus, de Joodse bij 3761. Nu, wat er ook van aan is, volgens Chaucer, de middeleeuwse kroniekschrijver, schiep god de mens in maart, wat het begin van het kerkelijk jaar verklaart. En omdat Pasen niet altijd op dezelfde datum valt, zijn de historische datering en de tijdsindeling in de middeleeuwen ook onnauwkeurig...

Hoe nauwkeurig is tijd?

Wie nadenkt over geschiedenis, denkt ook na over de tijdsindeling. Hoe mensen tegen de tijd aankijken verschilt van cultuur tot cultuur, van periode tot periode. Doordat de middeleeuwse mens dicht bij de natuur leeft, verschilt zijn tijdsopvatting en geschiedenisgedachte wezenlijk van de hedendaagse. Sinds de verlichting stelt de geschiedschrijving voornamelijk de vooruitgang centraal. In de middeleeuwen is er geen klok die de tijd ‘minutieus’ indeelt: er is enkel het gebed. De metten rond middernacht, het lof om drie uur in de morgen, de metten bij het ochtendgloren, de vespers om zes uur ’s avonds en de completen tegen bedtijd. Het zijn de “getijden des daags” zoals de mediëvist Johan Huizinga het in zijn ‘Herfsttij der middeleeuwen’ uitdrukt. De zes weekdagen en een rustdag structureren het scheppingsverhaal en verklaren zo de weekcycli. Achter die indeling steekt ervaring en observatie van geleerde enkelingen waarvan de middeleeuwer de herkomst nauwelijks kent. De tijdsmeting en de geschiedenis baseren zich op de cyclus. Zon en sterren zijn de wijzers op het uurwerk van de natuur, ze wijzen naar kerkelijke sacramenten, jaarfeesten of heiligendagen.

Praktisch en theoretisch

Enerzijds heeft de middeleeuwse geschiedenis een praktische component. De geschiedenisstudie beperkt zich tot de lezende en schrijvende elite: adel, geestelijkheid en niet te vergeten de tovenaars of tovenaressen (het begrip heks is van latere oorsprong). Zij verzamelen kennis en beslissen op basis van hun ervaring en hun inzichten (die alleen bij te houden zijn door het geschreven woord) wanneer boeren bijvoorbeeld mogen zaaien of oogsten. Anderzijds is het middeleeuwse historische denken vooral een theoretische bezigheid, gericht op de kennis van God. Volgens de middeleeuwse historici maken mensen geen geschiedenis. God maakt de geschiedenis en leidt de mensheid van de schepping naar het laatste oordeel of het eeuwige heil. Dit richt de blik van de middeleeuwer op de eindtijd (eschatologie).

Periodisering?

De middeleeuwer was zich uiteraard niet bewust dat hij in de middeleeuwen leefde. Toch kent hij een historisch besef: er is niet alleen het ‘nu’ er is een verleden en een toekomst, een voor en een na. De geschiedschrijvers stellen net zoals nu vast dat de geschiedenis zich laat opdelen in periodes.
1. Het oudste schema spreekt over de opeenvolging van vier rijken. Het Babylonische, het Perzische, het Macedonische en het Romeinse. Bij de ondergang van dit laatste eindigt de geschiedenis. Na de val van het West Romeinse Rijk blijft deze geschiedenisgedachte gangbaar. Karel de Grote en Otto de Grote worden immers nog als Romeins keizer beschouwd.
2. Augustinus ziet het anders. Voor hem is de geschiedenis een zesdaags proces (verwijzend naar de scheppingsdagen)van groei en verval dat hij vergelijkt met een mensenleven. De periode van Adam tot de zondvloed vormt de kindertijd van de maatschappij, van de zondvloed tot Abraham zien we de jeugd en van Abraham tot David kennen we het leven van de jongeling. Van David tot de Babylonische ballingschap is de periode van de volwassenheid en van de ballingschap tot Christus zien we de bejaarde maatschappij. Van christus komst tot de wederkomst treedt de ouderdom in. De zevende dag staat gelijk met de overgang naar het rijk Gods.
3. Aan het eind van de twaalfde eeuw ontwerpt Joachim van Fiore een schema naar de drie-eenheid. Na het rijk van de vader (van de schepping tot christus) volgt het rijk van de zoon (van christus tot de eigen tijd) en daarna het rijk van de heilige geest (tot de Wederkomst). Hitler zou hier elementen uit putten voor zijn ideologie van het derde rijk, maar dit ter zijde.
Al deze geschiedenisbenaderingen hebben één gedachte gemeenschappelijk. De geschiedenis is een proces van groei, bloei en verval en daarbinnen is er de herhaling, net zoals de jaargetijden. De cyclus of de cirkel, het levensrad of Liber floridus (ca. 1120) verbeelden deze opvatting.
Nu, tot hier het (ver)algemeen(d) kader. Voor de rest is het moeilijk om lichtvoetig over een periode van meer dan duizend jaar heen te stappen. Doorgaans worden de middeleeuwen ingedeeld in vier periodes. Het antwoord op de vraag ‘hoe zag men de geschiedenis’ zal anders zijn, naargelang de periode.

400-750

Tijdens de vroege middeleeuwen nemen de Germanen na de volksverhuizingen de taal en de cultuur van de Romeinen over. Maar het is niet zeker dat ze de Romeinse geschiedenis zouden bewaren. De kerkvaders Ambrosius, Hieronymus, Augustinus en Gregorius kennen die geschiedenis, maar doen geen bewaringspogingen.
Over de geschiedenis van de Germanen zelf bestaan diverse misverstanden.
1. Het idee dat de Germanen zich onderling verbonden voelen, is een Romeinse constructie die historici overnamen en hen deed zoeken naar een gemeenschappelijke oorsprong.
2. Het ontbreken van de schriftcultuur bij vele Germaanse stammen (op het runenschrift na) stelt de orale overlevering centraal: verhalen vervormen, worden hergeïnterpreteerd of gaan verloren.
3. De geschiedenissen van de Germaanse rijken komen van historici zoals Gregorius van Tours (de Franken), Jordanes (Ostrogoten), Isidorus van Sevilla (Visigoten, de Sueven en de Vandalen), Beda (Engelse volk) en Paulus Diaconus (Longobarden). Deze kersteninggeschiedenissen zijn met een korrel zout te nemen. De geschriften dateren van lang na de bekering en de auteurs stellen de oude koningen voorbeeldig voor, als een model voor de opvolgers.
4. Tot voor kort lazen we dat de barbaarse invallen een einde maakten aan de Romeinse beschaving. In werkelijkheid sloten de Germaanse heersers aan bij de Romeinse beschaving die zij al kenden toen ze aan de rijksgrens leefden. Ze vernietigden de beschaving niet, maar eigenden ze toe. Al zal een Romein er na de Visigotische plundering van Rome anders over denken. En zo wordt het Christendom voor de Germanen de toegangssleutel tot de Romeinse geschiedenis en versmelten Germaanse, antieke en christelijke elementen. Augustinus stelt in zijn De Civitate Dei dat de enige geschiedenis, de heilsgeschiedenis is.
Omstreeks 500, als Italië viermaal onder de voet gelopen is, duikt de conserveringsgedachte van de antieke kennis op bij de Romeinse patriciër Boëthius en de kloosterling Cassiodorus. Bisschoppelijke residenties en kloosters vormen het geheugen van de maatschappij. In zijn scriptorium leest, kopieert en bewaart de clericus (cfr. het woord klerk) klassieke én heidense boeken. Willibrord kopieert in het Utrechtse Sint-Maartensklooster de bijbel, Benedictus, Augustinus en de Romeinse historicus Livius. De eigen productie concentreert zich op de hagiografie. De heiligencultus en het vereren van martelaren (missionarissen, kloosterlingen, abten, abdissen…) richt zich op relieken en bewaart de missiegeschiedenis. Het heiligenleven functioneert als plaatselijke kroniek en het historisch bewustzijn van een gemeenschap.

750-1000

In deze periode komt Europa tot eenheid en betekent de Karolingische renaissance een hoogtepunt in de intellectuele cultuur. In de tiende eeuw stimuleren de Ottoonse de intellectuele productie. Van Hrotsvita van Gandersheim kennen we heiligenlevens, toneelstukken uit de oudheid en de geschiedenis van haar klooster en de biografie van Otto I. Deze laatste schreef ze in opdracht van Otto II. Biografieën van vorsten en kerkmannen, de annalen van kloosters, kathedraalscholen, bisdommen en bisschoppenlevens en ingrijpende gebeurtenissen zoals plunderingen van Vikingen worden op schrift gesteld. Het jaar 1000 leidt niet tot de massale vrees van het einde der tijden. Het besef komt enkel bij geschoolden zoals Adso van Montier-en-Der tot uiting. Hij schrijft een werk over de komst van de antichrist. Adso sterft op zee, tijdens een reis naar Jeruzalem, waar hij de eindtijd zou gadeslaan.

De feodale tijd (1000-1300)

Het hoogtepunt van de middeleeuwse cultuur valt in de 12de en 13de eeuw. Via Johannes van Salisbury kennen we het gezegde dat de middeleeuwse geleerden dwergen zijn op de schouders van reuzen. De geschiedenis van de antieken beschrijven en het becommentariëren van de heidense geschiedschrijvers is dé taak van de monnik. Hij doet het uit eerbied voor de antieken en om god te leren kennen. De Latijnse geschiedschrijving bloeit. De Benedictijn Ordericus Vitalis, één van de beste historici van zijn tijd, stelt dat de geschiedenis “een lofzang op de Schepper en de rechtvaardige Bestierder van alles” is. De geschiedenis krijgt een plaats in de liturgie en toont zo de weg waarlangs de mensheid zich optrekt naar het heil. Ze helpt de mens de goede richting te kiezen, de geschiedenis mondt uit in de toekomstblik, om in een veilige haven aan te komen. De Heilige Schrift die niets anders was dan een geschiedenisboek.
De kathedralenbouw, de universiteiten en de herontdekking van de geschriften van Aristoteles (het Griekse origineel vindt men in de Oost-Romeinse bibliotheken) doen Thomas Van Aquino zoeken naar een de verzoening van de rede en de openbaring. Dit resulteert in een rationele God en het vertrouwen dit te kunnen doorgronden. Het lezende publiek bestaat uit scholieren, studenten, geleerden en geestelijken. Het schrijvende publiek produceert annalen in kloosters en bisdommen, Bijbelse geschiedenissen, gewijde en profane geschiedenissen, wereldkronieken beschrijven Gods plan van de Schepping tot helden. De oudere geschiedenis heeft aandacht voor Alexander de Grote en de val van Troje. Deze verhalen zouden tot aan de Renaissance het beeld van de oudheid bepalen. De contemporaine geschiedenis concentreert zich op de kruistochten. Tijdens die kruistochten brengen de veroveraars allerlei schatten mee uit het beloofde land en ze beladen ze met historische en religieuze betekenissen. De drie encyclopedieën van Vincent van Beauvais uit 1250 over geloof, natuur en geschiedenis worden in 1300 aangevuld met een stuk moraal. Is er een andere tijd op komst?

De late middeleeuwen (1300-1500)

Als een klimaatswijziging, hongersnood de honderdjarige oorlog en de builenpest Europa in het midden van de waanzinnige veertiende eeuw teistert, sterft één op drie, worden dorpen en kloosters van de kaart geveegd. De vinding van het buskruid zorgt voor een mentaliteitsverandering in de vechtkunst. Waar men in 1250 bij een oorlog streeft naar zoveel mogelijk gevangenen, wil men er nu zoveel mogelijk doden. Het harnas maakt van de mens een wandelende vesting. Het vertrouwen van Thomas van Aquino maakt plaats voor de goddelijke ondoorgrondelijkheid van Johannes Duns Scotus en Willem van Ockam. De kunst om te sterven en de dood duiken op bij Dante, Boccaccio en Petrarca. Chaucer en Froissart verlenen zich de status van een spreker. “Je, Jehans dez Froissars, tresoriers et chnoine de Chimay” is de openingszin sinds 1300 en schuift de anonieme objectiverende middeleeuwer naar de achtergrond. De schrijver wijst de lezer op het feit dat het product van zijn hand is. Het ‘schrijven’ en ‘waarheid schrijven’ lijken niet meer het zelfde. Het is in deze eeuw vol ellende dat de mechanische klok op stadhuizen en kerken haar intrede doet en de eeuwenoude biologische cyclus verstoort. De tijdsbewustwording van de klok, installeert het idee van de verstreken tijd, het verglijden, de verloren tijd… en dus ook de tijd dieherwonnen kan worden. Binnenkort zijn de middeleeuwen voorbij: het individu en de (tijds)caluculatie kondigen nu al de renaissance, met een compleet andere geschiedenisvisie aan.

Belangrijkste bron: BEJCZY I. Een kennismaking met de middeleeuwse wereld. Coutinho, Bussum, 2004.

vrijdag 27 maart 2009

Callewaerts kermesse

Vorige vrijdag vertelde ik over de geschiedenis van een lang vergeten instrument: het accordeon uit Lichtervelde, beter gekend als de Callewaert. Het of de accordeon? In het woordenboek ontdekte showpresentator Hans Maertens dat we mogen kiezen. Enfin, hier komt mijn driedelige -waargebeurde - vertelling. Lichtervelde was weer even het Mekka van de accordeon.



1.

“Elk zne goen ovond. Overlatst loazek da us dialect ant utsterven is. Unesko sprikt niet van ‘t Lichtervelds, mo van ’t West Vloams. Mo vo mie bestoat da niet West Vloams. Dialect da is Kortemarks, Roeselaers of Lichtervelds. Worom zegge kik dadde ollemolle? Ewel, dialect in een tale is geliek n’en accordeong in de meziek. Dialect is nie plat, nint, dialect makt de tale nes, ’t ist vet up de soepe. En accordenongs zient dialect van de meziek: de krage van je pinte, ’t skum da bluft plakn up je lippen. En accordeongklankn zien zjust gelik et dialect een bedreigde soorte. Oet gedaen is met ’t dialect, ist gedaen met de leute. En let up mien woordn! Oet gedaen is met ’n accordeong, is ‘t gedaen met de kermesse. Me gaont zoverre nie laotn komn. Vandoge is ’t kermesse! Een feèste van de volkstoale en het volkinstrument. Een accordeongfeèste. Welkom up Callewaerts kermesse!
Beste meisn, zet jundre gemakkelijk, aenstikt een pupe en lustert noa ’t nieuws van de prochje. Nieuws? ’t Is eignliek ol oed nieuws, zo oud damt ollemolle vergetn zin. Ik gao ier een jammerlike historie vertellen. Over ‘t leevn van Felix en Eugene Callewaert. Voadre en zeune. Accordeongbouwers an de Zwaenebeke.”
We keren terug naar de zomer van 1914. ’t is kermis in Lichtervelde. Op de markt is het gezellig druk. De Margrietekermis draait op volle toeren. De kroegen en hun terrassen lijken op een schilderij van Vincent Van Gogh en de kinderen lopen door centrumstraten. Ze poseren voor een foto, als een fotograaf dat vraagt. “Allé, nog ne latste foto, voa dat doenker is en voa dam me de lukkers toedoen.” De gasverlichting gaat aan.
En er is muziek in het dorp. Een aangespoelde entrepreneur uit Zwevezele bouwt trekzakken. Al 25 jaar doet hij dat. Felix Callewaert. 1914. Callewaert heeft een accordeonfabriek, hier op het Gildhof. Hij zegt zelf dat zijn accordeons de beste zijn, de stevigste, de duurzaamste, de volmaaktste en daardoor de voordeligste. Bespeelt ze en ge zult overtuigd zijn.
Zijn accordeon is wereldberoemd. Eén ervan was te zien op de wereldtentoonstelling in Antwerpen in 1885, nu is dat al 20 jaar geleden. In zijn winkel verkoopt hij zijn product. In de etalage staan de mooiste exemplaren naast grammofonen en uurwerken. De goedkoopste trekzak kost 52 frank. In elk huishouden in Lichtervelde is er wel één te vinden. Het duurste accordeon is er één voor echte artiesten en kost zes keer zoveel: 300 frank. Achter de winkel is het woonhuis. Moeder Callewaert bestiert een grote menage: Celine, Achiel, Jeannette, Georgina, Arseen en Eugeen. Zes kinderen. Zelf zou ik het niet beter kunnen.
De accordeonfabriek stelt zes vakmensen te werk. In het atelier hoort de Felix het stemmen van de instrumenten en hij kijkt hoe de ambachtslui geconcentreerd en met gedempte stemmen praten, met passie voor de stiel. Een accordeon maak je met geduld. In het magazijn is het druk. Timmerwerk. Accordeons verpakt in houten kistjes staan klaar voor transport. Hij krijgt bestellingen uit alle continenten. Van het station van Lichtervelde sporen de accordeons tot in Antwerpen en van daaruit gaan ze met grote vrachtschepen naar de nieuwe wereld. Het instrument en zijn bouwer zijn bekend tot in Canada en Amerika. De Callewaert ging tot in Argentinië en Buenos Aires. En overal waar Callewaert kwam was er kermis! Tango!

2.

“Kweet et nog goed. ‘t Was in de zomre van vièrtiene. Te viern in ‘n achternoene begost de kostre de klokn te luwn. Niemand at da ol hoord. Ze peizden dat de kostre zot kwam. Ie liep van dene klokke na dandere en ie speelde zo kreuple gelik ne panikeur. Moa me verston ollemoale wuk datn wilde zegn. De sukkelare sloeg alarm vo nen brand die vier joar zout deuren.”
De kermiskramen raken niet weg uit Lichtervelde. Alle treinen zijn door het leger opgeëist. Jonge gasten, in de fleur van hun leven, ontvangen een oproepingsbrief. Eugene Callewaert, de zoon van Felix is twintig. Hij mag thuis blijven. Hij is vrijgesteld wegens broederdienst. Zijn broer Achiel is sergeant bij het Belgische leger.
Eugene ziet hoe de oorlog Lichtervelde verandert in een regimentsstad. Alle reclamen en opschriften op winkels moeten verduitst worden. Callewaert zet boven zijn vitrine “Uhren & Juwelen.” De Lichterveldenaars lachen en ze geven een eigen invulling aan “Uhren en Juwelen.” De ironie zou werkelijkheid worden. Binnen de kortste tijd liep het dorp vol met “Uhren”, maar dan zonder juwelen. Eugene en zijn vader kijken met grote ogen naar soldaten met snorren en punthelmen, naar het verse paardenvlees met leren zadels, ze zijn opgewonden en ze zien reusachtige rupsen met kanonnen die de kasseien doen krijsen, ze zien ontelbare soldatenbenen, vrachtwagens met blinkende rollen prikkeldraad en veldkeukens. En in de verte zien ze niets behalve de duisternis van het niemandsland. Als je goed luistert kan het front horen. Tot in Lichtervelde.
En dan komt de oorlog dichtbij. “Een plots getik werd hoorbaar” schrijft Callewaert. Eerst dacht hij dat zijn moeder de naaimachine aanzette. Maar ‘t was dat getik niet en ‘t was te kort op de middag. Het was een vliegtuigmoter. En dan een gefluit, niet het fluitje van een majoor, maar van een bom die naar beneden glijdt.
Stel je voor, doe je ogen dicht en beeld je Eugeen Callewaert in. Hij schrijft met zijn trekpen in zijn dagboek. 1915. Een stralende hemel, geen wolk. Straatkinderen lopen lachend, uitdagend en huppelend langs de troepen die voorbij de accordeonfabriek marcheren. Ze zingen.
En toen kwam ze, die bom. Die allereerste bom die bleef steken en niet ontplofte. Een inslag, in de Beverenstraat. De bom richt geen schade aan. Iedereen rent de straat op. De stafarts zoekt gewonden. En weer het vliegtuig. Vier uur in den achternoene. Twee bommen tussen al dat volk en al die soldaten. Halleluja, geallieerde smeerlappen. Godverdomme.
Callewaert weet niet hoeveel doden en gekwetsten hij ziet. “’t Is ool verschoeperd en verdimmelierd” lees ik in het dagboekje. Hevig bloedende vrouwen en kinderen zien er verschrikkelijk uit. De regimentsarts en de paardenknecht sterven ter plekke. De onderofficier is net uit verlof, hij sterft een dag nadien. Een dappere soldaat krijgt een granaatscherf in de longen. De onderluitenant komt weg met een scherf in de onderbenen en de wapenmeesters zijn zwaar gewond. Zes huizen en de apotheek zijn compleet vernield, een straat vol scherven. Callewaert ziet het allemaal gebeuren, recht tegenover de accordeonfabriek.
Een meisje met een keurig schortje lacht. Ze deelt Pernotbiscuits uit. Het meisje ziet in slow motion hoe een scherf haar schone schort scheurt. Haar koekentrommel valt uit haar handen. Pernotbiscuits waren een beroemd merk van toen, daar hoor je nu niets meer van… Van het meisje ook niet.
Ambulances, talloze ambulances voeren de slachtoffers weg. Een begrafenis. De begrafenisstoet is lang en de uitvaart is plechtig. Mannen met buis- en bolhoeden dragen de kisten. Hun hoofden staren naar de straatstenen. In deze stoet loopt ook het gezin Callewaert: vrijwel alle slachtoffers kenden zij: het buurmeisje, de buur jongen. Apotheker Vandeputte en vele anderen hebben het bombardement niet overleefd. En dan begint de stoet te bidden: onze vader die in de hemelen zijt. Geheiligd zij is uw naam. Uw rijk kome, uw wil geschiede.
Op het kerkhof torent het christuskruis hoog boven de rouwenden. Een Duitse blaaskapel luistert de uitvaart op. Er staan kisten in alle formaten. Het kleine kistje van het meisje met het gescheurde schortje en de pernotbiscuits staat tussen de vele andere kisten in.
Twee jaar later vallen er bommen op de fabriek. De trekzakken en de platendraaiers staan in lichterlaaie. Er wordt geblust met water uit de Zwanebeek tot het dakgebinte kreunend te pletter stort. Wat gaat er door Callewaert heen als de winkel, de werkplek en zijn woonhuis veranderen in een laaiende bouwval met rookpluimen die ver buiten Lichtervelde zichtbaar zijn? Wat gaat er door Callewaert heen als zijn hele hebben en houden reduceert tot niets?
Eugeen Callewaert komt gebroken uit de oorlog: hij is zijn ouders kwijt. Zijn broer sneuvelt bij het bevrijdingsoffensief. Hoeveel kan een mens verdragen? Ja, hoeveel kan een mens verdragen. Veel blijkbaar.
Na de oorlog zou alles anders worden. Eugeen leert een vrouw kennen op wie hij smoorverliefd wordt. Hij is stapelzot van Marie Louise en hij maakt de mooiste accordeons. Een accordeon behandel je als een vrouw: zacht en teder. Daar weet Frans Vanzieleghem alles van. Callewaert loopt met zijn hoofd in de wolken en lanceert een nieuwe en succesvolle reeks: de excelsiorreeks. Op elke toets zet hij een bevallig vrouwengezicht. In 1920 trouwt hij, en weer is er feest! Weer is er kermis! Callewaerts kermesse.

3.

“’t Is ovrol geweetn dat uze accordeons oal dandere overtrefn deur undre specioal accoord, ze zin onovertrofn en zuver van klank.”
De jonge Callewaert drukt zijn stempel op de firma. Hij leidt de productie met grote deskundigheid. Zelf is hij niet zo muzikaal. Hij genoot geen muziekonderwijs, maar hij kan als niemand anders de instrumenten tot in perfectie stemmen.
In de winkel kiezen accordeonisten uit tientallen modellen of ze laten er één op maat maken. In 1925 kost het goedkoopste 300 frank, de duurste bijna 15 keer zoveel: meer dan 4000 frank. Hier gaan luxeproducten naar buiten. Ze worden versierd met gravures en bloemen, er zijn fijn ingewerkte houtborduren van palisander, inlegwerk van diamanten, parelmoer en parels. Zijn medewerkers krijgen in deze tijd opslag. Van 90 tot 120 frank per week.
Tijdens de jaren dertig krijgt het accordeon concurrentie van de radio. En de winkel van Callewaert krijgt concurrentie van bazars en grootwarenhuizen. Callewaert geeft de accordeonisten de raad om enkel bij hem te kopen. “Wilt gij verzekerd zijn van eene eerlijke bediening, zendt uwe bestellingen rechtstreeks tot het huis Callewaert, alomgekend sedert lange jaren. Opgepast voor namaaksels en bazars die instrumenten verkoopen welke ze niet zelf vervaardigen.” Maar toch, het tij is niet meer te keren. Het instrument raakt stilaan in de vergeethoek. Eugene blijft een drukke zaak runnen. Hij verkoopt nu Barcoradio’s en hij engageert zich in de gemeentepolitiek. In het midden van de jaren dertig schopt hij het tot burgemeester van Lichtervelde.
En toen kwam opnieuw die oorlog.
Het verhaal is bekend. In 1942 wordt Callewaert samen met een veertigtal Lichterveldenaars gearresteerd. Hij wordt aangehouden voor het doorgeven van wapens. Het werd het stil in Lichtervelde. Iedereen zweeg als vermoord. Begin mei 1945 hoorden we droevig nieuws. Over de beul die zijn werk had gedaan. De mensen vloekten hun longen leeg. Het ongeluksgetal dertien heeft in Lichtervelde een bijzondere betekenis. Dertien dorpsgenoten met de valbijl omgebracht: burgemeester en accordeonbouwer Callewaert en twaalf anderen. Onthoofd in Wolfenbüttel.
Straks is het weer kermis. Elk jaar zal het kermis zijn en dat is niet te verdragen. Niet te harden. De feestvlaggen van de bevrijding worden ingeplooid. Het dorp rouwt. En dan slaat de verstomming om in woede. De Zwanebeek scheurt Lichtervelde in twee en zet een definitief punt achter Callewaerts kermesse. Van overal stuurt men bloemen naar Lichtervelde, ten teken van zware rouw. Lichtervelde werd een bloementapijt.


Bibliografie

BENEDICT WYDOOGHE. Zwanebeekvertellingen II. Cultuurvereniging De Burgersgilde & Perskring, 2009.

BENEDICT WYDOOGHE. Zwanebeekvertellingen. Perskring, Lichtervelde, 2006.

HUBERT BOONE. Accordeon en voetbas in België. Peeters, Leuven, 1990.

MICHEL DEWILDE (Ed.). Variétés. Een feestelijke blik op het accordeon 1850-1950. ultuurcentrum, Brugge, 2004.

MODEST MAERTENS. De stille strijd van Eugeen Callewaert burgemeester van Lichtervelde. De Windroos, Beerem, 1995.

RIA PATTYN. De Callewaert. Het verhaal van een accordeon die ooit 21 tonen en 10 bassen had. Uitgave in eigen beheer, Lichtervelde, sd.

ROGER HESSEL. Liedjes die eigenlijk niet mogen. Erotiek, Pornografie en Vulgarisme in het Vlaamse volkslied. VKH, Torhout, 2009.

maandag 2 maart 2009

Online bibliotheek

12000 Boeken online lezen of raadplegen kan op Katho. 12.000 wetenschappelijke e-books van 2005-2008 zijn toegankelijk via http://www.springerlink.com/books. Enkel e-books met een groen blokje zijn toegankelijk. Je kan ontoegankelijke resultaten vermijden door “within these results” te selecteren en pas dan de zoekterm in te tikken.

Links...

Workshop binnenkort geactualiseerd: http://www.vaf.be/vorming-onderzoek/ateliers/scenario/

Plagiaatsoftware: https://toledo.kuleuven.be/toledopedia/toledo/index.php/Turnitin_Assignment

Innovatie en inspiratie, dat is UGame - ULearn. Op 23 april organiseert het UGame - ULearn-team in de Aula van de TU Delft het symposium Marketing, Nieuwe Media & Mediawijsheid. Een dag vol met lezingen en workshops met (inter)nationale experts die graag hun kennis met u delen. Hyves, Facebook, Flickr, Twitter, de Flip, Poken en ga zo maar door. Het lijkt alsof er elke week wel een nieuwe applicatie of tool wordt gelanceerd. Maar wat moet je als bibliotheek of onderwijsinstelling met al deze nieuwe tools? Heb je nog wel een keus? UGame - ULearn vindt van wel! Zie: http://www.ugame-ulearn.com/nl/index.asp

Honderd historische figuren

Wie doet mee aan deze herkenningsquiz? http://www.moillusions.com/2009/02/100-famous-people-throughout-history.html. Hier groter maar/en genummerd: http://img466.imageshack.us/img466/8358/100famouspeopleor4.jpg.