woensdag 30 september 2009

Kinderhandel X. Een brief van Modest

Een paar dagen terug krijg ik een mail van Modest.

Ik leer Modest Maertens zo'n vijftien jaar geleden kennen. In die tijd ben ik overdag geschiedenisstudent, 's avonds schrijf ik voor een krant en in het weekend proberen we een jeugdhuis van de grond te krijgen.
Als beginnend reporter (het moet één van mijn eerste interviews geweest zijn) en als beginnende geschiedenisstudent rij ik op een donkere avond met mijn VW-Santana richting Brugge, ik geloof naar Assebroek. Op de agenda staat een interview met een ex-Lichterveldenaar die me onbekend is.
Modest Maertens is geboren in Lichtervelde net op het moment dat Marcella op de vroedschool zit, op 25 mei 1932. Dat was een woensdag, ondek ik via een handige zoekmachine, waar je je eigen geboortedag kan opzoeken.
De (ongeschoolde) vroedvrouw Beatrice Vandenberghe (Torhout 1897 - Lichtervelde 1996, huwde Richard Degraeve en is moeder van Diana) zet Modest op de wereld. Ze werkt doorgaans alleen. Ze assisteert enkel dokters bij moeilijke bevallingen. Het zou een gewoonte blijven in de komende jaren. Moeilijke bevallingen met een dokter, probleemloze zonder dokter. Modest groeit als jongeling op in Lichtervelde - hij woont een kwarteeuw op de markt, het kloppende dorpshart, als kind volgt hij de lokale tweede wereldoorlog van dichtbij, later studeert hij in de normaalschool in Torhout en geeft daarna algemene vakken in Congo, Assebroek en Oostkamp.
Op het moment dat ik Modest leer kennen is hij net op pensioen. Om zijn tijd te vullen schrijft hij. Hij zoekt geschiedkundige fait-divers, hij sprokkelt historische verbanden en maakt hiermee geschiedenis, onder het motto "geschiedschrijving is te lange tijd beperkt gebleven tot reeksen bloedige veldslagen en ruziënde vorstenhuizen, alsof de wereld slechts bestond uit generaals en koningen. Pas sinds enige jaren is er plaats gekomen voor de rol van de kleine mens in het grote wereldgebeuren, en vooral voor het leed dat hem berokkend heeft." Zo staat het te lezen in zijn (naar mijn mening) zeer indrukwekkende boek: 'De stille strijd van Eugeen Callewaert.'

Lichtervelde interesseert hem. Lichtervelde laat Modest niet meer los, en Modest laat Lichtervelde niet meer los. Het boek dateert uit 1995 en vertelt de bijzonder pijnlijke gebeurtenissen die Lichtervelde tijdens en kort na de tweede wereldoorlog meemaakte, over het ongeluksgetal dertien...
Mijn grootmoeder zou er zo nu en dan in bedekte termen over spreken, maar ze zou er vooral over zwijgen. Tot op heden hangt er een eigenaardige, mysterieuze sfeer rond het onderwerp.

Ik kom er later op terug.

---

Van: Benedict Wydooghe [mailto:benedict.wydooghe@katho.be]
Verzonden: woensdag 30 september 2009 21:48
Aan: modest.maertens
Onderwerp: Marcella



Dag Modest,

Bedankt voor je lange brief. Ik steek er wat van op. Echt.
Fijn om dit te lezen.

In het boekje van oma lees ik dat Gerda De Winne niet geboren is op 26 juni 1943, maar op 28 juni. Heeft Marcella een schrijffout begaan? Als dat niet zo is, dan was 28 juni een drukke dag voor Marcella. Gerda De Winne is geboren om 4 uur in de namiddag, in de Kortemarkstraat. Ze is het dertigste kind dat Marcella dat jaar ter wereld zet. Die dag zou haar lang bijblijven. Veel tijd voor nazorg is er niet, want in de Roeselarestraat in Beveren wacht een andere kraamvrouw op haar. Om half negen 's avonds bevalt Paula Vannieuwenhuyse van een dochtertje, Monique. En nog blijft het doorwerken voor Marcella. In het holst van de nacht, we zijn dan al 29 juni, helpt ze de vrouw van Clement Vandecaveye, Marie Dedecker in de Oude Bruggeweg met een tweeling. Jeannette wordt geboren om 1 uur 45, haar broer André een uur later.

Voor de rest is Marcella's dagboek karig met gegevens.

Je spreekt in je mail over een geboorte in mei 1939. Wel, in mijn living hangt een foto die enkele dagen daarna getrokken is, namelijk op 17 mei. Op die foto staat Marcella samen met haar moeder Marie in groep te poseren voor een bus, ze zijn net aangekomen in Lourdes.

Vul de historie gerust aan als er je wat te binnenschiet.

Alle groeten en tot snel,

bw


Van: Modest Maertens [mailto:modest.maertens@telenet.be]
Verzonden: zaterdag 26 september 2009 11:14
Aan: benedict.wydooghe
Onderwerp: Marcella



Beste Benedict,

Ik had je al eerder moeten antwoorden, veel eerder, dit ter gelegenheid van je mail, destijds. Ik lees De Weekbode met een maand vertraging en dit keer kon ik er niet naast kijken en werd ik de facto op mijn plicht gewezen.

Marcella met foto in de krant. Marcella met hoofddoek, er is niets nieuws onder de zon. Met enige verbeelding zie ik ook een westers geciviliseerde burka.

Nu ter zake.

Mijn schoonzus Mariette Verduyn is geboren te Lichtervelde op 6 mei 1939.
Een andere schoonzus, Annie De Winne is geboren te Lichtervelde op 7 mei 1939.
Nog een andere schoonzus, Gerda De Winne is eveneens te Lichtervelde geboren op 26 juni 1943. Laatstgenoemde is dus zeker opgenomen in de dagboeken van Marcella.

In die context is de rol van moeder Marie, zus van Irma Tampere, uit het modehuis De Vier Seizoenen en een oude buurvrouw van mij, even belangrijk. Mantelzorg avant la lettre!

Marie had voor en na de interventie van Marcella een belangrijke rol in de voor- en nazorg van de bevalling. Zo stond Marie in mei 1939 voor de verschroeiende keuze wie van haar diensten kon genieten: de familie Verduyn of de familie De Winne. Trouw aan het principe "Wie eerst komt, eerst maalt" ging Marie aan de slag bij de familie De Winne met toen al zes ukkepukken.

Marie wist van aanpakken, geen kouwe drukte, de handen aan de ploeg en voortdoen. Zo moest mijn vrouw, 12 jaar in juni 1943, rond de geboorte van haar zus Gerda op bevel van Marie karnemelkpap maken voor het avondmaal. Pap met 'klietebrood van 't comiteit'.

Diezelfde avond was er bloemenhulde in de kerk ter gelegenheid van het feest van het H. Hart en de zuster van het zesde studiejaar had de meisjes op het hart gedrukt aldaar aanwezig te zijn met een boeketje bloemen uit de tuin.
Afwezigheid stond gelijk aan het begaan van een zware zonde, i.c. doodzonde waardoor de kansen op een hemels leven aanzienlijk geslonken waren of tot nul herleid.
Het koken van de pap ontspoorde en mijn vrouw, bewust van de rangorde van de levenswaarden, liet de pap voor wat hij was om zeker de plechtigheid in de kerk niet te missen.

Het blijft gissen naar het vervolg van het verhaal.

Bij de geboorte van Gerda was Marie al op post en zond, in afwachting van de komst van Marcella, alle kinderen naar buiten om 'ges te trekken voor de keuns'.
Bij hun thuiskomst met een volle jutezak gras was de bevalling voorbij en waren zij een zusje rijker.

Zou men armoe lijden om een mondje meer?

Tot slot nog een woordje over je opa, Petrus Vanneste. Ik meen dat die man afkomstig was van Sint-Henricus en als dusdanig goed gekend door de vele zusters Vanderper eveneens woonachtig in die 'côté'.
Tot hun verrassing verscheen Petrus, alias Pier, in zekere tijd als tewerkgestelde werkloze bij de bezetter, op de markt in Lichtervelde.
In het gemeentehuis waren een twintigtal paarden van de Duitsers gestald en Pier moest elke dag die paarden roskammen.
Dat werkje intrigeerde mij en ik kwam in gesprek met Pier die zich voorstelde als een Tsjech.
Een Tsjech van België voegde hij er verduidelijkend aan toe. Ik durfde geen andere vragen stellen. Een Tsjech van België, dat ging mijn petje te boven.

Ik worstelde met een nieuw geografisch verschijnsel dat ik associeerde met een feit uit 1940 toen mijn oom Gaspard Vanhoutteghem, echtgenoot van Elisabeth Vanderper, in Nazareth (O.-Vl.) verbleef als krijgsgevangene.
Nazareth was het Heilig land, heel ver van België, zo vertelde juffrouw Wenes, interimaris voor de gemobiliseerde Julien Pape, in het tweede studiejaar.

Naderhand ben ik er wel in geslaagd beide anomalieën te situeren.

Met groet,

Modest

donderdag 24 september 2009

Kinderhandel IX. Heks

Dit is een vervolgverhaal. Klik hier voor het eerste deel.

“Ik vind het goed en billijk dat de vrouwen onder
elkaar hun huismiddeltjes gebruiken, en dat de
vroedvrouwen hun eventuele ervaring en
bekwaamheden benutten.”


LAURENT JOUBERT, Volksdwalingen, 1579

De geschiedenis van de vroedkunde begint uiteraard niet bij grootmoeder. Het beroep is zo oud als de straat. Toen Marcella Debusschere begin jaren dertig in de vroedschool arriveert, krijgt ze echter weinig historisch inzicht in haar vak. Lessen focussen op het medische en de geneeskunde. Haar beroep medicaliseert, zeg maar ingepalmd door de medische wetenschap, enkele eeuwen eer. Het verleden is voor een vroedschool in de jaren dertig minder belangrijk. Men focust pragmatisch op het heden. De uitspraak geldt tot op zeker hoogte voor de hedendaagse vroedopleidingen… Echter, vroedkunde is eeuwenlang een discipline die los staat van het medische. Daarover schrijf ik vandaag.

Vruchtbaarheid en bevallen is magisch

Dat komt de jonge Marcella met mondjesmaat en vooral na de school te weten. Ik maak een uitwijding die ver terugkeert, zoekend naar het verband tussen vroedkunde, magie en hekserij.
Het thema is niet nieuw. Ik word er voor het eerst terloops mee geconfronteerd als student op de sociale school en later vrij grondig op de universiteit. Toen al vond ik het een fascinerend thema. Professor Soly - mijn promotor - snijdt het onderwerp aan in een college mentaliteitsgeschiedenis. Het thema liet me sindsdien niet meer los.
Wat je hier leest, is het resultaat van vijftien jaar sprokkelen naar gegevens en verbanden. De kritische eenentwintigste - eeuwer die dit moeilijk zal geloven, krijgt een uitgekiende bibliografie om er zelf mee aan de slag te gaan. Ik daag hem uit het tegendeel te bewijzen.

Waar begin ik? Even ademhalen.

Omstreeks de twaalfde, dertiende eeuw zien we dat de kloosters hun medische kennis afstaan aan de prille universiteiten. V(roed)rouwen en nonnen verliezen zodoende hun toegang tot de academische, wetenschappelijke mannenbastions. Niettemin blijft verloskunde tot het begin van de zeventiende eeuw exclusief in vrouwenhanden. Een arts die zich in 1522 in Hamburg in dameskleren hult om een bevalling mee te maken, wordt levend verbrand.
Brute pech.
De kennis van de ‘wijze’ vrouwen steunt op ervaring en overlevering, en dat blijft zo tot het begin van de zeventiende eeuw.
Het dragen en werpen van een kind is in die tijd omgeven door magische rituelen. Wie niet ingewijd is, vindt kruidenkennis, de vruchtafdrijving en het opwekken van de melkproductie geheimzinnig.

De Maleus Maleficarum

Deze handleiding om heksen te vervolgen uit 1486 wijdt een hoofdstuk aan “vroedvrouwen die tevens heks zijn.” Hun kwaad bestaat er in ongedoopte kinderen “te vermoorden en (…) hen op godslasterlijke wijze aan demonen aan te bieden.” Het zieltje en het lichaampje van de ongedoopte belandt zo bij de duivel. Bovendien, zo wil het volksgeloof, verwerken die vroedvrouwen dode kinderen in brouwsels en wisselen ze gezonde kinderen tegen misvormde of gehandicapte en dus duivelse kinderen…
Enfin, om een lang verhaal kort te maken, vroedkunde begeeft zich op de flinterdunne lijn tussen leven en dood en is zowel bron van respect én van achterdocht. Er is geen rationele verklaring voor ziekte, kwaal of dood en de schuld voor een doodgeboorte of een handicap schuift de gemeenschap logischerwijze graag in iemands schoenen. De vroedvrouw staat op de eerste rij. Zowel wantrouwen als applaus zijn haar nabij.
Tijdens de middeleeuwen is hekserij of magie een alledaagsheid die onbestraft blijft. In de renaissance en tijdens godsdiensttroebelen keert de situatie. Eind zestiende, begin zeventiende eeuw bereikt de heksenvervolging hier een hoogtepunt. Dan verandert de maatschappij drastisch: van een agrarische, irrationele ordening, naar een modern, rationele, ja pre-industriële samenleving.

Vrouwelijk bijgeloof, mannelijke wetenschap

In deze periode begeven steeds meer mannen zich met hun academische kennis en empirische methoden op het terrein van geneeskunde en verloskunde. Maar, tussen ons gezegd, ze kennen er niets van. Dat valt ook af te leiden uit talloze bronnen. Vroedvrouwen beschikkenen over eeuwenoude, mondeling doorgegeven kennis, en die is vooralsnog ontoegankelijk voor de man. Het tijdvak kenmerkt zich door vrouwonvriendelijkheid en een verstrengd doen en laten van vroedvrouwen.
Na het concilie (1545-1563) zweren vroedvrouwen (van onberispelijk gedrag) pasgeboren kinderen binnen drie dagen te dopen, ook doodgeboren kinderen. Wie de regel niet naleeft, wordt aangegeven. Geestelijke mannen worden opgeleid om nooddoop uit te voeren terwijl het kind in de baarmoeder of het geboortekanaal steekt. De instrumenten die ze hiervoor gebruiken bezorgen vrouwen nog steeds kippenvel. Tegelijk beloven vroedvrouwen geen ‘wondermiddelens’ te gebruiken en onderschikken ze zich aan de mannelijke geneeskunde die hen in een verzorgende rol dringt. Zwangerschap wordt een ziekte. De gespecialiseerde vrouwenarts, de gynaecoloog, is een man die praat in termen van genezen en herstellen.

Laat ons concretiseren

Op 23 oktober 1684 wordt Martha van Wetteren verbrand in Belsele. Ze is 38 en heeft net een kind op de wereld gezet. Beschuldiging? Ze gebruikte magie (hekserij dus): ze genas schapen van de pokken, deed graan groeien en vond een gestolen koe terug. Voor zover we weten is dit de laatst verbrande heks in Vlaanderen. In de meeste steden doven de brandstapels vroeger: in Brussel in 1595, de laatste verbranding vond in Antwerpen in 1603 plaats, in Leuven in 1612 en in Brugge in 1634.

Magie bestond en bestaat. Sinds het einde van de heksenprocessen overleeft het als een marginaal fenomeen, maar het bestaat (in andere culturen is het niet marginaal). Magie is te definiëren als het geloof in priesters, heksen, tovenaars, magiërs en vroedvrouwen die via rituelen helpen bij het overleven in de onzekere, agrarische wereld. Concreet gaat het over het beïnvloedden van de vruchtbaarheid (onder meer via schoonheidscrèmes en seksuele functies), het genezen en het voorspellen van de toekomst, één voor één belangrijke zaken in een onzekere wereld. Tot de vijftiende eeuw is magie probleemloos en wordt het nauwelijks bestraft. De hoeveelheid bronnen toont dat magie geen marginaal verschijnsel is, integendeel. De bevolking vindt de gebruiken normaal. Een onderscheid tussen magie en wetenschap, tussen geloof en bijgeloof is er niet. Wiskunde, astrologie, handlezen vloeien probleemloos in elkaar over. In de vijftiende eeuw verandert die houding. Een vraag waar historici hun tanden op breken, is waarom de heksenverbrandingen net in de Renaissance plaatsgrepen. Ik belicht de keerzijde van de renaissancemedaille. De kennis van de vroedvrouw bevindt zich van oudsher op het machtskruispunt waar de staat (de registratie van het kind), de wetenschap (hoe beval je?) en het geloof (de doop) samenkomen.
In de zestiende eeuw creëren de staatvormingsprocessen, de wetenschappelijke belangstelling voor de oudheid, de reformatie en de contrareformatie een gemeenschappelijke vijand: de vrouw (80 procent van alle magische beschuldigingen betreft vrouwen) die magie (en dus ook verloskunde) bedrijft.
Dit wederkerig belang van wetenschap, kerk en staat materialiseert zich in 1. de vermannelijking van de wetenschap, 2. in een herkerstening en 3. in het strafrecht.

Ik leg uit.

1. De prille wetenschap verdrijft vrouwen uit de medische stand. De opkomende mannelijke geneeskunde tolereert niet langer het vrouwelijke bijgeloof en wordt geteund door de kerk die de onprofessionele genezing gelijkstelt aan ketterij. Die kerk houdt bovendien toezicht op die wetenschap. Artsen oefenen geen praktijk uit zonder priester en behandelen geen patiënten die de biecht weigeren. Tijdens de heksenjacht stelt de kerk onprofessionele hulp gelijk aan ketterij. "Als een vrouw het waagt om te genezen zonder gestudeerd te hebben, is zij een heks en moet zij sterven." Het onderscheid tussen "vrouwelijk" bijgeloof en "mannelijke" wetenschap wordt duidelijk tijdens het heksenproces.

2. Het onderscheid tussen "vrouwelijk" bijgeloof en "mannelijke" wetenschap kristalliseert zich uit als de godsdiensttroebelen een hoogtepunt bereiken: de herkerstening gebeurt door het uitbannen van bijgeloof.

3. Hekserij verdwijnt in de 18de eeuw uit het strafrecht. Daarvoor is het fenomeen te marginaal.

Samengevat en verder onderzoek...

In de zestiende en zeventiende eeuw slaan kerk, wetenschap en staat de handen in elkaar om de scheiding tussen hun actieterreinen te voltrekken. Op dat actieterrein bevindt zich de gemeenschappelijke vijand van de heks, die religieuze, wetenschappelijke én bestuurlijke aspiraties heeft.
Na de processen medicaliseert en vermannelijkt de vroedkunde. Kerk, staat en wetenschap beperken de taak van de vroedvrouwen. Gecompliceerde bevallingen en instrumenten zijn voor chirurgijnen, heel- of vroedmeesters. Is het toevallig dat tijdens de heksenprocessen de oudste vroedvrouwenscholen ontstaan die vrouwen opleiden onder het (deskundige) mannelijke oog?
Dit moet uiteraard nader onderzocht worden. Voor Brugge werken de jaartallen alvast inspirerend. Wie onderzoekt de verbanden in andere steden?

zondag 13 september 2009

Kinderhandel VIII. Open monumentenzorg

Dit is een vervolgverhaal. Klik hier voor het eerste deel.

Zondagvoormiddag, septemberweer, koffie. Ik snuffel op de openmonumentendagwebsite naar interessante locaties en monumenten. Op zoek naar een uitstapje, deze namiddag. Hun server laat het bij momenten grondig afweten en heeft dringend verzorging nodig. Om de vijf voeten krijg ik "500 - Internal Server Error" in mijn browser te zien, wat het ook moge betekenen. Vervelend.

Zondagmiddag, motregen, aperitief. Met het tempo van een slak raak ik wijzer. Open monumentendag staat dit jaar in het teken 'zorg'. Ziekenzorg, armenzorg, kinderzorg... het thema is tijdloos, laat een indrukwekkende hoeveelheid onroerend erfgoed na en past wonderwel bij wat me hier bezighoudt. In Lichtervelde opent Dr. Beele zijn neoclassicistische woonhuis en praktijk. Het gebouw werd eind begin 20ste eeuw gebouwd en verbouwd door een kolen- en cichoreihandelaar Achiel Depuydt (1874-1954). Zijn reusachtige portret (of is het van één van zijn nazaten?) domineert je zichveld bij het binnenkomen van de woning. De woning? Lees maar gerust de wachtkamer, want dat is de enige ruimte die nu en anders toegankelijk is. Voor het plebs, denk ik erbij. Alidor Lamote schilderde in 1928 dit portret ter ere van zijn 25ste jaar voorzitterschap van de fanfare De Zwaan. De rest van het gigantische gebouw lijkt op deze open monumentendag op een kasteel: op slot, vergrendeld en potdicht. Boven de marmeren lambrisering in de inkomhal zijn er muurschilderingen van de plaatselijke kunstenaar Amand Goddyn uit 1911 te zien met een idyllisch bezwaand merenlandschap. Bijzondergoed bewaard, daar valt niet over te twijfelen. De deur is met gezandstraald glas en vertoont de initialen 'V' en 'D'. Ze verwijzen naar de familienamen Depuydt (Leon) en Vandenbulke.
De vorige bewoner was dokter Vanspeybrouck (hier zeggen we kortweg Speybroeck). Mijn oma kwam er na de tweede wereldoorlog zo nu en dan over de vloer en werkte samen met hem bij moeilijke bevallingen. Daar schreef ik al eerde over, maar de dokter kan hierover niet zoveel meer vertellen.Vanspeybrouck is geboren in Jabbeke, in 1919 en werd dit jaar negentig. In de wachtkamer hangt zijn portret tussen de reeks negentigjarige cliënten die dokter Beele nu systematisch fotografeert.
In 1952 koopt dr. Vanspeybrouck deze woning. Hij is intussen vijf jaar geneesheer in Lichtervelde. Sinds 1947 heeft hij een praktijk in de Potteriestraat, waar nu dokter Pareit woont, recht tegenover de vroedpraktijk van mijn grootmoeder. Kennen zij elkaar van deze geografische toevalligheid? Wellicht wel. Voor de oorlog moet Marcella met een andere doktoor hebben samengewerkt, stel ik me de vraag. Toen Vanspeybrouck in Lichtervelde 'aanspoelt', wordt hij de derde dokter in het dorp. Tegenwoordig telt Lichtervelde tien geneesheren/vrouwen. De jonge Speybrouck treft er de oude dr. Colpaert en een zekere dr. Weyne aan. Zij maken er de dienst uit. In het jaar de Speybrouck naar Lichtervelde komt, huwt hij, met Maria Dryepont (Zeebrugge 1923-1990). Ze krijgen samen vier kinderen: Rosa in 1949, Daniel in 1952, Rita in 1953 (zij huwt later met Herman Becue) en Paul die kort na zijn geboorte overlijdt in 1957. Of mevrouw Dryepont bevalt met de hulp van mijn oma, moet ik straks even nagaan.
In 1989 zet Vanspeybrouck zijn praktijk stop en verkoopt hij de woning aan de Ieperling Beele. Ik ben op dat moment zeventien met een lastig snorretje, mijn oma en opa leven nog. Binnen de kortste keren komt dr. Beele ook hier even op bezoek, herinner ik me. Er moet nog ergens een van die belachelijke foto's te vinden zijn.

Toen Marcella Debusschere na de tweede wereldoorlog kraamvrouwen naar materniteiten voert, rijdt ze met haar auto geregeld naar Zwevele. Vandaag opent het oude moederhuis, dat operationeel was tussen de eerste wereldoorlog en het midden van de jaren zestig opnieuw de deuren. Benieuwd wat de oude foto's, postkaarten en objecten zullen oproepen...

Zondagnamiddag. De zon komt er toch wat door. Opnieuw koffie. We vertrekken, op zoek naar het verleden van Marcella Debusschere.

De foto's komen straks.

donderdag 3 september 2009

Geschiedenis schrijven

De historica Mary Beard in de morgen van vandaag (woensdag 28 oktober 2009): "De grootste foout van veel historici, voor welk publiek ze ook schrijven, is dat ze dingen voor zeker uitgeven waar we niet zeker van zijn. Je zegt dan eigenlijk: ik, specialist, weet dat we het niet weten, maar ik val er mijn domme publiek niet mee lastig. Dat is zo betuttelend en het gebeurt zo ontzettend vaak in populariserende geschiedschrijving. Je ziet het ook in toeristische lectuur en je hoort het bij gidsen overal. Zo maak je een onderwerp dood. Goede geschiedschrijving betekent dat je lezers laat delen in je eigen zoektocht als historicus en in je onzekerheden. Geschiedschrijving gaat over het proces van geschiedschrijving."

Dat is nu eens goed gezegd.

woensdag 2 september 2009

Kinderhandel VII. De vroedschool...



Dit is een vervolgverhaal. Klik hier voor het eerste deel.

Welkom op de vroedschool

Men noemt zwangerheid of zwangerschap de ontwikkeling van een vrucht in het lichaam der vrouw.”
Als Marcella Debusschere begin jaren dertig op de vroedvrouwenschool Sint Anna toekomt, krijgt ze een redevoering te horen waarvan ze lang niet alles begrijpt. “De baring is de uitdrijving van die vrucht uit het lichaam der vrouw. De kraamstaat is het herstel van de vrouw na de uitdrijving der vrucht…” klinkt het in het leslokaal.

Foto's, veel foto's

Hier, op dit punt, wordt haar verhaal visueel interessant. Haar schoolmateriaal, haar leerboeken zijn erg didactisch en dus illustratief. Tekeningen, prentboeken, kaartjes, figuren, bordschema's, een fantoom, een skelet... het behoort niet alleen tot het studiemateriaal van de vroedvrouw uit het begin van de twintigste eeuw, het behoort ook tot het illustratiemateriaal van de historicus kleine eeuw later. Maar er is meer.
De school zelf laat reeksen kaartjes drukken die het leven van een vroedvrouw in opleiding illustreren. De foto's, gemaakt door Photo Watteyne, kopen de studentes voor een prikje. Ze sturen ze huiswaards, of naar de kennissen, zoals deze kaart. "Beste groeten uit Brugge" lees ik op de achterzijde. Geen datum. De kaart is geadresseerd aan E.H. Verhaeghe, onderpastoor te Rousselare. In deze periode koopt Marcella zelf haar eerste fototoestel. De amateurfotografie breekt in 1910, komt even tot stilstand in de eerste wereldoorlog door het Duitse verbod om te fotograferen in oorlogsgebied en sinds 1919 zijn toestellen courant en blijkbaar steeds meer betaalbaar. Het fotomateriaal dat in het familiearchief overbleef is karig. Maar misschien steken wel foto's bij klanten van haar... wie weet.

Marcella komt terecht in een vreemde schoolse wereld van definities en moeilijke woorden, afspraken en gebruiken, theorie en praktijk. Ze beseft het unieke karakter van haar studie. “Men verstaat door verloskunde de kennis der levensverrichtingen welke geschieden binst de zwangerschap, de baring en den kraamstaat, en ons in staat stelt op behoorlijke wijze een vrouwen haar kind binst haar zwangerschap, binst haar baring en gedurende de dagen van den kraamstaat, te verzorgen” gaat de lesgever door. Achter hem een zwart bord, voor hem een lessenaar met didactisch materiaal en vier, vijf rijen jonge meisjes in witte schorten en met kappen op hun hoofden.
De herhaling, de dril en de instructie zorgen dat de studentes het vak, het beroep in drie jaar meester worden. Nooit hoorde ik mijn grootmoeder vertellen over de 'gebuisden.'

Mannelijke geneeskunde

Sedert de negentiende eeuw zijn er in de meeste Vlaamse provinciehoofdsteden vroedscholen. Ze genieten naam en faam en zijn in handen van mannelijke geneesheren. Als mijn drie vroedvrouwen Gaby, Marcella en Anna school lopen is de verwetenschappelijking en de vermannelijking van de opleiding duidelijk. De beeld dat ze over hun beroep krijgen, de zogenaamde beroepsgeschiedenis ‘bewijst’ dat de bevallingsbijstand zich pas ontwikkelt nadat mannen zich ermee bemoeiden. Dat mannen er zich zijn mee gaan bemoeien, staat als een paal boven water, maar of dit het beroep en de bevalling ten goede komt, is een open vraag. Als historicus ben ik uiteraard geïnteresseerd hoe men in het verleden geschiedenis schreef...

Genesis 35: 16-17

Het verhaal over het ontstaan van de vroedkunde dat Marcella Debusschere en Gabriëlle Debaeke te horen krijgen, klinkt ongeveer zo. “Wanneer er werkelijk vroedvrouwen voor het eerst zijn geweest weet men niet zeker, maar reeds in Genesis 35: 16-17 lezen wij van Rachel dat zij baarde ‘en het geschiedde dat zij het hard had in haar baren, zoo zei de vroedvrouw tot haar: Vreest niet, want deze zoon zult gij ook hebben.”
De oorsprong van het beroep is in die jaren omzoomd door een Bijbelse waas. Dat is te begrijpen. Maar ook over middeleeuwse bevallingen krijgen ze weinig te horen, niettegenstaande het historisch onderzoek van de Nederlandse Johan Huizinga al meer dan een decennium een andere weg inslaat. Het is pas in de zeventiende eeuw –de eeuw van de fysica en de wetenschap- dat de rationele, pril gemedicaliseerde bevalling haar intrede doet. Kort daarna ontstaan de eerste vroedscholen. Vlaamse vroedscholen ontstaan eerst in Brugge (1806), later in Mechelen en Antwerpen in de tweede helft van de eeuw. De rest is een opsomming van historische weetjes…

In 1818 omschrijft de wet over de uitoefening van de verloskunde drie beroepen: de universitaire arts, de vroedmeester en de vroedvrouw. De vroedvrouw doet verlossingen die “door de natuur bewerkt of door de hand ten uitvoer kunnen gebragt worden; zullende de vroedvrouwen mitsdien daartoe nimmer eenige instrumenten mogen gebruiken.” De arts en de vroedmeester helpen bij natuurlijke en ‘tegennatuurlijke’ bevallingen en gebruiken instrumenten. Zonder bepalingen omtrent de vroedvrouwenopleiding schrijft de wet dat men “om het beroep van vroedvrouw uit te oefenen het diploma moet […] bekomen en hetzelfde doen viseren door de geneeskundige commissie van zijn verblijfsplaats.”

Sinds 1908 kan men het diploma alleen verwerven door twee jaar les in internaatsverband.

In 1924 verschijnt een nieuw Koninklijk Besluit over de opleiding: programma-aanvullingen werken leemten weg. Nieuw is dat de staat de vroedvrouwen aanstelt en het reglement van 6 september 1924 stelt de titel van erkende vroedvrouw in en het diploma van de vroedvrouw-bezoekster.

In 1933 valt de opleiding onder het technisch onderwijs en de scholen worden gelijkgesteld met vakscholen van de lagere graad. Het ministerie van onderwijs organiseert de opleiding en de kraamkliniek financiert het geheel.

In 1934 zijn er tweeëntwintig vroedvrouwenscholen in België, waarvan vijftien in Vlaanderen. Vier te Brugge, drie in Antwerpen, twee in Elsene en verder één in Mechelen, Ukkel, Gent, Sint Gillis, Brussel en Hasselt.

Deze geschiedenislessen die in de jaren dertig eindigden, zijn beschrijvend (niet verklarend), feiten opsommend (zonder samenhangen te tonen), populistisch en moralistisch. Ze gaan uit van een positieve, lineaire evolutie. De vroedkunde evolueerde van een onwetend dom vrouwelijk bijgeloof (ja, lees: hekserij) naar een mannelijke, intellectuele wetenschap (lees: de geneeskunde). Kortom, in de jaren dertig moet een vrouw haar plaats kennen in een mannenwereld van priesters en geneesheren.

De werkelijke vroedhistorie klinkt anders en is complexer... Vroedkunde, hekserij en feminisme hebben gemeenschappelijke wortels, wijst recenter onderzoek uit.

Ik vertel er straks over.