woensdag 26 augustus 2009

Kinderhandel V. De verhalen komen...

Tussen Statie en Thuis



De fiets op. Op de alledaagse terugweg van het werk, tussen statie en thuis. Olivienne houdt me ter hoogte van café De Burgersgilde tegen. Mijn remmen piepen als jonge kanaries en werken als een bejaarde slak. Olivienne Daenekindt is 65 en weduwe. Ik waggel achteruit, met de fiets tussen de benen. Ik ken haar en ‘r intussen overleden man, Jos Vandeputte al een decennium.
Eigenaardig genoeg spraken we nooit over Marcella Debusschere of de vroedvrouw die mijn oma was.

De pers doet haar werk

Het artikel in de krant deed zijn werk. Olivienne legt het verband tussen mijn oma en ikzelf. Daarvoor moet je inmiddels samen tien jaar in de heemkundige kring zitten, lachen we. Enfin, vorige vrijdag pronk ik samen met mijn oma op een foto in De Weekbode. Een vol blad. Ook De Standaard Online en Het Nieuwsblad pikten het bericht op. Een oproep om getuigenissen te vinden…

Zestigers zonder PC

Ik verwacht er uiteindelijk weinig van. Het is niet de eerste keer dat we een oproep onbeantwoord zien. Het loopt anders. In een week neemt een dozijn mensen contact met me op, na een maand zijn dat er meer dan twintig. Een paar enkelingen bereiken me via mail, de meesten via de telefoon, lichtroodgloeiend.
Door de band genomen gaat het om mensen die op de wereld gezet zijn door Marcella. Het zijn zestigers, doorgaans zonder computer, het zijn allen dochters en zonen van moeders en vaders die Marcella kennen. De telefoongesprekken duren snel twintig minuten en gaan over herinneringen, documentjes, weetjes. Ik noteer hun namen, haal er oma’s notitieboekje bij (niet iedereen is te traceren, twee enkelingen vallen buiten de periode van het door haar bijgehouden boekje). Ik informeer of hun moeder en vader leven en hoe helder ze zijn. De moeders leven doorgaans nog. Hun vaders hebben minder het geluk van een lang leven. Ik vraag hun adressen en telefoonnummer, ik vraag hen alles op te schrijven wat ze zich herinneren, ik vraag ze of ze foto’s of brieven hebben, of om in hun dozen te kijken. Voor geboortekaartjes is de twintigste eeuw van mijn oma te jong, ik vraag het toch.
Olivienne leest mijn oproep in de krant. Olivienne belt niet, ze mailt niet, ze houdt me tegen langs de weg. Ook op communicatief vlak keer ik terug in de tijd: van e-mail (voor sms en chat komt dit onderwerp duidelijk te laat) naar de vaste telefoontoestellen tot een klapke doen. En het gaat. Ik kan het nog. Een klapke doen, ik leerde het van grootvader. Hij noemde hetcurieus zijn. En dat ben ik. Nog altijd. Ik probeer het mijn studenten en mijn kinderen aan te leren, maar dat is niet makkelijk. Het is de feilloze combinatie van luisteren, interpreteren, associëren, doelgericht vragen én noteren. Noteren, want het geheugen is een verzip, zei oma.
De fietsbuis wikkelt tussen mijn bovenbenen en ik noteer wat Olivienne zegt. Haar hondje aan de lijn luistert vol interesse mee.

Smoesjes

Haar verhaal is kort en wonderbaarlijk. Nieuws voor mij.
Olivienne getuigt over de geboorte van haar broer in 1948. Ze woonden toen aan het station van Lichtervelde. Ze ziet het tafereel voor zich, als een kind van vier. Of Marcella haar zus op de wereld zet, weet ze niet. Daarvoor is ze te jong. Nauwelijks drie. Ik beloof het op te zoeken. Ik zal het haar vertellen, straks, zaterdag op de barbecue van de heemkring. Olivienne gaat door met haar verhaal.

Ik zie Marcella naar beneden komen met een kind in haar handen. Boven was moeder net bevallen, maar dat wist ik niet. Ik kon alleen maar denken, wat een vuil kind. Ik zei tegen de vroedvrouw dat het er maar erg lelijk uit zag. Ik had eigenlijk nooit een kind gezien, zo vers, de navelstreng pas doorgesneden. Dokter Speibrouck is in huis. Hij is nog boven terwijl Marcella beneden komt om het kind in de keuken te wassen en te verzorgen. Marcella diendt me van antwoord. ‘Natuurlijk is het kind vuil, het is pas uit de tas van dokter Speibrouck gevallen. Zo’n vuile tas. Dat kan niet missen’ zei ze.”

Als Olivienne de vroedvrouw vraagt waarom 'r moeder in bed blijft (tien dagen lang, we komen er straks op terug), hoort ze dat haar moeder haar been bezeerde. Controleren mag. Als vierjarige gaat ze het been van de moeder bestuderen. Er hangt werkelijk een slunse rond. Dat was afgesproken spel tussen moeder en vroedvrouw. Ik vraag Olivienne of ze weet wanneer en/of hoe laat dit tafereel zich afspeelde. Natuurlijk niet.

Het boekje van de vroedvrouw

Ik zwaai gedag en thuis zwaai ik het geboorteboekje de open… Frainçoise Daenekindt (in het boekje staat D’Haenekint), dochter Albert en Laura Devos, is geboren op 24 juni 1947, om 5.30 uur in de morgen.
Elf maand later (stel je voor!) bevalt Laura opnieuw, nu van een zoon, het derde kind: Roger Daenekindt, op 17 mei 1948. Roger komt om exact negen uur ter wereld.
De dialoog tussen Olivienne en mijn grootmoeder, speelde zich even na negen uur in de voormiddag af.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten