dinsdag 18 augustus 2009

Kinderhandel III. Pineau om 10 uur


Dit is een vervolgverhaal. Klik hier voor het eerste deel.

Het onderzoek zit me mee. Ik haal het elastiekje van mijn splinternieuw hebbedingetje, een Moleskientje en noteer op pagina twee 'Donderdag 25 augustus 2005'. De warme nazomer van vier jaar geleden lijkt in twee opzichten op die van nu: heet en herexamens. Voor de studenten een gruwelijke combinatie. De eerste pagina van het notaboekje reserveer ik voor de tekst 'please return to...', mijn adresgegevens en een geldsom die ik beloof aan de eerlijke vinder. Dat van die geldsom heb ik ergens gelezen.
Ik stap de plaatselijke serviceflats binnen met een reeks voorbereidde vragen op zak. Ik heb wat tijdschriften en boeken over vroedkunde doorgenomen om niet helemaal onwetend door de mand te vallen.
De oude Gabriëlle Debaecke ontvangt me hartelijk.

Kinderen in de vroege 20ste eeuw

De getuigenissen die ik ken over de kindertijd van mijn grootmoeder beperken zich tot een handvol anekdotes waarvan ik nauwelijks kan achterhalen hoe 'waar' ze zijn. Gaby Baeke daarentegen is een levend archief. Niettegenstaande ze zelf zegt dat ze veel vergeet, is de herinnering aan haar kindertijd en haar jeugdjaren een schatkamer vol verhalen.

Gaby woont al acht jaar in de serviceflats. “Geregeld door een plaatselijke politieker” is het eerste wat ze zegt. Ze zegt het op een manier die haar typeert, bedenk ik later. Rechtuit rechtaan, met het hart op de tong. “Dienstbetoon” klinkt het smalend. En dan komt het… “Ik woon hier niet graag. Ik woonde liever in mijn kleine huis naast ‘t kerkhof. Kijk eens naar buiten. Je ziet nauwelijks iets. Ik zit afgezet als een koe: een brede haag en draad er tussen. Met wat geluk wordt de haag eens gesnoeid en zie je de bovenkant van een auto of het hoofd van een fietser.” Ik knik en slik.

Het is tien uur in de morgen en ik krijg nauwelijks tijd om me voor te stellen. “Eerst een aperitiefje” declameert ze kranig. “Ik ben de kleinzoon van Marcella Debusschere” probeer ik uit te brengen. “Pineau De Chareantes?” vraagt ze. Ik vraag koffie, want straks wil ik naar school. De tweede zit rolt op volle toeren. “Koffie op dit uur? Geen sprake van…” zegt ze. “Mijn moeder is Ingrid Vanneste, mijn nonkel is Pol Vannes...” stamel ik. “Gezondheid!

Luisteren

De Pineau smaakt best lekker op dit uur.
Op haar kast herinneren foto’s aan haar vijf broers en twee zussen. De oudste foto’s tonen haar vader en moeder en haar opa en oma. Geen foto’s van kinderen of kleinkinderen? “Neen.” Gaby trouwde niet en bleef kinderloos. En dat voor een vroedvrouw, denk ik bij mezelf. Nu, mijn eigen oma zette ook weinig kinderen op de wereld. Hooguit twee, een uitzondering voor haar generatie? Gaby vertelt honderduit over haar kindertijd. Ze groeide op tijdens de eerste wereldoorlog. Niet dat die wereldoorlog het voorwerp van gesprek zou moeten zijn, neen integendeel.
Vroedkunde en mijn oma interesseren me meer, veel meer… maar dan bedenk ik dat mijn generatie te doelgericht, te pragmatisch werkt. Vragen stellen is makkelijk, luisteren is zoveel intenser.

Ik luister geboeid en krabbel nu en dan een trefwoord. Ik probeer me haar Lichtervelde voor te stellen. Het Lichtervelde tijdens die lange eerste wereldoorlog. Ze herinnert zich ingekwartierde soldaten bij haar thuis en een Dikke Duitser (je hoort ze gewoon de hoofdletters uitspreken) die haar steeds op de schoot wil “en zijn handen niet thuis houdt!” Ze vertelt het ene spannende dorpsverhaal na het andere,… Ik ken ze uit de publicaties van oudere heemkundigen, maar nooit hoorde ik ze zo overtuigend, zo bevestigend. Over het bombardement op de meisjesschool waarbij behoorlijk wat kloosterzusters omkomen… Na de tragedie lopen de kinderen school op verschillende locaties. Gaby - het schoolkind - mag naar de bovenverdieping van de wagenmakerij van Pé Bohez, dicht bij het kerkhof. Daar improviseren zuster Julia en zuster Irma klaslokalen. Andere kinderen gaan naar zuster Zoé in de Torhoutstraat, recht tegenover café Amerika, bijna ter hoogte van de huidige staatsschool.
En dan volgt een korte stilte. Gaby’s geest keert terug in de tijd, naar een situatie die haar leven zou veranderen.

Een blik in het kerkhospitaal

Ze is terug het kind van zes. Op een willekeurige oorlogsavond zit ze bij een buurmeisje naar de ‘zentjes’ te kijken. Boven de twee meisjes hangt een petroleumlamp. In de rest van de keuken is het aardedonker. Gordijnen dicht. En plots zwaait de deur met veel geweld open. De broers van het buurmeisje komen wild spelend binnen.
Ze trekken de olielamp van de haak, de lamp kantelt en explodeert.
Gaby krijgt de brandende olie over haar gezicht en haar arm. In een mum van tijd staat ze in lichterlaaie.
Men duwt en trekt haar naar buiten. Er komen water en dekens aan te pas.
Haar zwarte eerste communie krulletjes zijn niet meer te herkennen.

Wat een verhaal

Ik blijf aantekeningen maken, mijn pen beweegt steeds sneller over mijn aantekenboekje.
Dokter Gustaaf Colpaert, die later burgemeester van Lichtervelde zou worden, komt erbij.
Hij kan het zwaar verbrande meisje niet helpen en suggereert om de Duitse dokters in het kerkhospitaal te consulteren. Zij hebben ondertussen bijna vier jaar ervaring met gelijkaardige wonden.
Mijn aandacht wordt groter, ik merk bij mezelf dat ik vooruit leun in de zetel, ik nip van de Pineau en bedenk dat er tot op heden niets bekend is over wat er in het Duitse kerkhospitaal gebeurde. Tot op dit moment dachten we dat er geen enkele Lichterveldenaar een voet binnenzette. Verboden terrein.

Gaby’s ouders trekken met hun dochter naar het kerkhospitaal. Zolang de Duitsers in Lichtervelde zijn, verzorgen ze Gaby. Ze doen dat graag en dat is verstaanbaar. Een klein meisje is eens iets anders dan de soldatenhorden. Mijn interesse gaat uit naar de taferelen die zich in de kerk afspeelden.
Het idee van het kerkhospitaal doet met denken aan scènes die ik ken uit films en uit dagboeken: het binnenbrengen van zwaar gewonde soldaten, het afzetten van ledematen, verbrandde lichamen,… taferelen die zich ongetwijfeld in de kerk van Lichtervelde hebben afgespeeld.

Maar Gaby kan de taferelen niet zien. Haar hoofd is helemaal ingepakt. Ze is blind.

Haar verhaal doet denken aan kreunende stervelingen, aan schreiende en roepende mannen, het geluid van een bot dat afgezaagd wordt…

Maar Gaby kan de taferelen nauwelijks horen. Ze is doof aan één kant.

Zes maanden lang wordt ze intensief verzorgd. Na de vlucht van de Duitsers nemen de nonnen in het gesticht de taak over. En niet zonder succes zo blijkt. Haar gehoor komt terug en het zicht herstelt zich na zes weken.

Ook de huid geneest.

In school geven de kinderen geen hand aan Gaby. Haar kreukelige huid jaagt angst aan.

Na een uur vertellen wordt Gaby zichtbaar moe. Het spreken vertraagt, de ogen vallen dicht. De Pineau? Maar ze moet nog zoveel vertellen. Ik zou nog diverse keren bij haar binnenlopen.
Die gesprekken shrijf ik straks neer.
Nu moet ik naar het mondelinge herexamen van het vak geschiedenis.
Hadden alle studenten maar zo'n verhaal. Ik zou hen overladen met een zak punten. En hen trakteren, op een Pineau.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten