maandag 24 augustus 2009

Kinderhandel IV. Van peuter tot kind in 't interbellum

Dit is een vervolgverhaal. Klik hier voor het eerste deel.

Marcella Debusschere -oma dus- wordt gedoopt in de kerk van Lichtervelde. In de oude Romaanse doopfont –een uniek exemplaar in West-Vlaanderen- giet een pastoor wijwater over haar hoofd. Het is 1916. Rond de doopfont staat de hele familie behalve de moeder zelf. Die moet het bed houden en mag tien dagen na de geboorte het bed uit om haar kerkgang te doen. De kerkgang? Ja, het smeken om vergiffenis na haar onreinheid. Korte tijd daarna ontruimen de Duitse troepen de kerk en functioneert het gebouw als veldhospitaal voor soldaten. Ieper III, bekend als de slag om Passendale, is begonnen. Het is in dit hospitaal waar Gaby Baeke zwaar verbrand terechtkomt.

Als Lichtervelde bevrijd wordt, dynamiteren de Duitse soldaten de kerktoren. Het zegt de peuter die mijn oma op dat moment is niets, maar het bracht haar vader en moeder beslist onder de indruk. Een kerktoren die zomaar naar beneden dondert, het grootste bouwwerk dat ze ooit in hun hele leven zagen. Een reus van zestig meter steen die kreunend ineen zakt… Met daaronder een duizend jaar oude Roomaanse doopfont. Nog steeds kijken mijn eigen kinderen met verwondering naar de vaak gepubliceerde foto's waarop het schip van de kerk op een open karkas lijkt als een pas geslacht dier dat veel te vroeg aan zijn einde kwam.

11.11, 11 uur, 11 minuten...

Als de oorlog afloopt, op 11 november 1918, om 11 uur is Marcella Debusschere twee jaar oud. De herinnering – die weinig heugelijk is, zou nooit de hare zijn. De verhalen uit haar kindertijd zijn moeilijk te achterhalen en beperken zich (op dit moment) tot een handvol fragmenten. Daarover hebben we het vandaag. Over de kindertijd van Marcella Debusschere, en mijn andere twee vroedvrouwen, Gaby Debaeke en Anna Deschrijver. Alle drie groeien ze op in het naoorlogse Lichtervelde.
Als kind zien ze hoe het dorp zich herstelt van de oorlog. En dat is niet niets, Lichtervelde likt –net als veel andere dorpen kort achter het front- diepe, erg diepe wonden.
De herstellingskosten aan de kerktoren worden op 103.000 frank geschat. De reus sneuvelt met talloze andere bouwwerken: herbergen, molens, duikers, de huizen voor de kerk, de pastorij, het gemeentehuis, het station, de gemeenteschool en het wezengesticht… Lichtervelde is een puinhoop.
51 woningen zijn volledig verwoest, 45 gedeeltelijk en 250 huizen “in mindere mate”, wat dat ook betekenen moge. In deze ellendige omgeving groeien de drie meisjes op. Werken en spaarzaamheid worden centrale waarden, het had wellicht iets calvinistisch. Maar de bevolking is blij dat de bezetters verdwijnen. Na de oorlog zou het dagelijkse leven in het dorp drastisch veranderen. Lichtervelde zou nooit meer de structuren en contouren van vroeger vertonen. Er komt elektriciteit in het dorp, het marktplein krijgt een ander uitzicht als de dubbele rij woonblokken voor de kerk verdwijnen. Er komt een nieuwe klok in de kerktoren, de zwaar beschadigde doopfont wordt hersteld en als Marcella tien is, op 30 mei 1926 komt er een nieuw kerkorgel, gebouwd door Anneesens-Tange. Om dit te vieren is er een concert op zondagnamiddag met werken van onder meer Bach en Tschaikowski.
Een jaar eerder is ze getuige van een zware regenval die zorgde dat het centrum van Lichtervelde overstroomt. De Neerstraat, het Eiland – daar woont ze – is één groot zwembad. Op sommige plaatsen, en wellicht waar ze woont, staat het water tot op tafelhoogte.

16 jaar?!

Over haar schooltijd in het kleuter, lager of middelbaar (voor zover deze termen geen anachronisme zijn) weet ik zo goed als niets. In alle geval moet Marcella een flink kind geweest zijn. Ze mocht verder studeren, net als haar twee collega’s. Studeren is voor meisjes niet evident. In die tijd krijgen in de eerste plaats een voorbereiding op hun rol als moeder. En als ze studeren, ligt de opleiding in het verlengde van die rol. Verpleegkunde, vroedkunde of sociaal werk zijn per definitie vrouwelijke beroepen. Nonnen nemen vaak de verpleegkunde in handen en voor sociaal werk is het in West-Vlaanderen te vroeg.
De motivatie voor de beroepskeuze varieert bij mijn vroedvrouwen.
Anna Deschrijver spreekt overtuigd van een roeping.
Bij Marcella Debusschere ligt het in het verlengde haar moeders activiteiten als volksbaker.
Gaby Debaeke en haar ouders vertrouwen op de aanbevelingen van pastoor Spilliaert. Hun studie duurt drie jaar: een voorbereidend jaar en twee ‘echte’ jaren.

De wet?

De wettelijke toelatingsvoorwaarden uit 1924 bepalen dat de meisjes 18 jaar moeten zijn, om de opleiding aan te vatten, ze beschikken over een getuigschrift van goede zeden, ze moeten fysiek geschikt zijn en hun lagere studies volbracht hebben. Marcella begint haar opleiding in september 1932. Ze is welgeteld 16 jaar.
Hoe rijmt dit met de bovenstaande wet, vraag ik me af? Ik begrijp er niets van.
Gaby Baeke en Anna Deschrijvere zijn achttien als ze de vroedopleiding starten.
Ze weten niet wat hen te wachten staat en maakten nog nooit een bevalling mee.
Gaby Baeke studeert in het Sint Jan in Brugge, op internaat. De zus van pastoor Spilliaert is er overste van het hospitaal.
Boven de kliniek is een moederhuis.

Mutsen haken
Studeren kost geld en Marcella betaalt deels zelf haar studies.
Ze haakt mutsen die in De Vier Seizoenen verkocht worden en aan het kerkportaal verkoopt ze ’s morgens kranten. Als dochter van een kantwerkster en een metser is Marcella zich bewust van haar sociale klasse. Ze weet dat boerendochters een voetje voor hebben bij de nonnen. Die brengen een cadeau mee bij het begin en het einde van het schooljaar.
Ook Gaby Baeke besteedt elke frank zinvol om de opleiding te betalen. “Wij zijn arm en kunnen de opleiding niet betalen. Met vijf broers en twee zussen wonen we in een klein huise, naast Kletje Slunses (Vandevoorde), een oud wijveke dat met Charles Pollefeit getrouwd is en rommel verzamelt. Op aandringen van de pastoor mag ik toch gaan” vertelt ze.
Hoe we dit betaalden, weet ik niet. Ik zie mezelf nog staan met de vuile schorten, tussen de propere Brugse dames. Zij dragen elke dag een ander schort. Ik doe daar langer mee. De vuile plekken neem ik er bij.”

Ook dat gevoel moet bij mijn oma zijn opgekomen.
Maar dat is voor straks.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten