donderdag 24 september 2009

Kinderhandel IX. Heks

Dit is een vervolgverhaal. Klik hier voor het eerste deel.

“Ik vind het goed en billijk dat de vrouwen onder
elkaar hun huismiddeltjes gebruiken, en dat de
vroedvrouwen hun eventuele ervaring en
bekwaamheden benutten.”


LAURENT JOUBERT, Volksdwalingen, 1579

De geschiedenis van de vroedkunde begint uiteraard niet bij grootmoeder. Het beroep is zo oud als de straat. Toen Marcella Debusschere begin jaren dertig in de vroedschool arriveert, krijgt ze echter weinig historisch inzicht in haar vak. Lessen focussen op het medische en de geneeskunde. Haar beroep medicaliseert, zeg maar ingepalmd door de medische wetenschap, enkele eeuwen eer. Het verleden is voor een vroedschool in de jaren dertig minder belangrijk. Men focust pragmatisch op het heden. De uitspraak geldt tot op zeker hoogte voor de hedendaagse vroedopleidingen… Echter, vroedkunde is eeuwenlang een discipline die los staat van het medische. Daarover schrijf ik vandaag.

Vruchtbaarheid en bevallen is magisch

Dat komt de jonge Marcella met mondjesmaat en vooral na de school te weten. Ik maak een uitwijding die ver terugkeert, zoekend naar het verband tussen vroedkunde, magie en hekserij.
Het thema is niet nieuw. Ik word er voor het eerst terloops mee geconfronteerd als student op de sociale school en later vrij grondig op de universiteit. Toen al vond ik het een fascinerend thema. Professor Soly - mijn promotor - snijdt het onderwerp aan in een college mentaliteitsgeschiedenis. Het thema liet me sindsdien niet meer los.
Wat je hier leest, is het resultaat van vijftien jaar sprokkelen naar gegevens en verbanden. De kritische eenentwintigste - eeuwer die dit moeilijk zal geloven, krijgt een uitgekiende bibliografie om er zelf mee aan de slag te gaan. Ik daag hem uit het tegendeel te bewijzen.

Waar begin ik? Even ademhalen.

Omstreeks de twaalfde, dertiende eeuw zien we dat de kloosters hun medische kennis afstaan aan de prille universiteiten. V(roed)rouwen en nonnen verliezen zodoende hun toegang tot de academische, wetenschappelijke mannenbastions. Niettemin blijft verloskunde tot het begin van de zeventiende eeuw exclusief in vrouwenhanden. Een arts die zich in 1522 in Hamburg in dameskleren hult om een bevalling mee te maken, wordt levend verbrand.
Brute pech.
De kennis van de ‘wijze’ vrouwen steunt op ervaring en overlevering, en dat blijft zo tot het begin van de zeventiende eeuw.
Het dragen en werpen van een kind is in die tijd omgeven door magische rituelen. Wie niet ingewijd is, vindt kruidenkennis, de vruchtafdrijving en het opwekken van de melkproductie geheimzinnig.

De Maleus Maleficarum

Deze handleiding om heksen te vervolgen uit 1486 wijdt een hoofdstuk aan “vroedvrouwen die tevens heks zijn.” Hun kwaad bestaat er in ongedoopte kinderen “te vermoorden en (…) hen op godslasterlijke wijze aan demonen aan te bieden.” Het zieltje en het lichaampje van de ongedoopte belandt zo bij de duivel. Bovendien, zo wil het volksgeloof, verwerken die vroedvrouwen dode kinderen in brouwsels en wisselen ze gezonde kinderen tegen misvormde of gehandicapte en dus duivelse kinderen…
Enfin, om een lang verhaal kort te maken, vroedkunde begeeft zich op de flinterdunne lijn tussen leven en dood en is zowel bron van respect én van achterdocht. Er is geen rationele verklaring voor ziekte, kwaal of dood en de schuld voor een doodgeboorte of een handicap schuift de gemeenschap logischerwijze graag in iemands schoenen. De vroedvrouw staat op de eerste rij. Zowel wantrouwen als applaus zijn haar nabij.
Tijdens de middeleeuwen is hekserij of magie een alledaagsheid die onbestraft blijft. In de renaissance en tijdens godsdiensttroebelen keert de situatie. Eind zestiende, begin zeventiende eeuw bereikt de heksenvervolging hier een hoogtepunt. Dan verandert de maatschappij drastisch: van een agrarische, irrationele ordening, naar een modern, rationele, ja pre-industriële samenleving.

Vrouwelijk bijgeloof, mannelijke wetenschap

In deze periode begeven steeds meer mannen zich met hun academische kennis en empirische methoden op het terrein van geneeskunde en verloskunde. Maar, tussen ons gezegd, ze kennen er niets van. Dat valt ook af te leiden uit talloze bronnen. Vroedvrouwen beschikkenen over eeuwenoude, mondeling doorgegeven kennis, en die is vooralsnog ontoegankelijk voor de man. Het tijdvak kenmerkt zich door vrouwonvriendelijkheid en een verstrengd doen en laten van vroedvrouwen.
Na het concilie (1545-1563) zweren vroedvrouwen (van onberispelijk gedrag) pasgeboren kinderen binnen drie dagen te dopen, ook doodgeboren kinderen. Wie de regel niet naleeft, wordt aangegeven. Geestelijke mannen worden opgeleid om nooddoop uit te voeren terwijl het kind in de baarmoeder of het geboortekanaal steekt. De instrumenten die ze hiervoor gebruiken bezorgen vrouwen nog steeds kippenvel. Tegelijk beloven vroedvrouwen geen ‘wondermiddelens’ te gebruiken en onderschikken ze zich aan de mannelijke geneeskunde die hen in een verzorgende rol dringt. Zwangerschap wordt een ziekte. De gespecialiseerde vrouwenarts, de gynaecoloog, is een man die praat in termen van genezen en herstellen.

Laat ons concretiseren

Op 23 oktober 1684 wordt Martha van Wetteren verbrand in Belsele. Ze is 38 en heeft net een kind op de wereld gezet. Beschuldiging? Ze gebruikte magie (hekserij dus): ze genas schapen van de pokken, deed graan groeien en vond een gestolen koe terug. Voor zover we weten is dit de laatst verbrande heks in Vlaanderen. In de meeste steden doven de brandstapels vroeger: in Brussel in 1595, de laatste verbranding vond in Antwerpen in 1603 plaats, in Leuven in 1612 en in Brugge in 1634.

Magie bestond en bestaat. Sinds het einde van de heksenprocessen overleeft het als een marginaal fenomeen, maar het bestaat (in andere culturen is het niet marginaal). Magie is te definiëren als het geloof in priesters, heksen, tovenaars, magiërs en vroedvrouwen die via rituelen helpen bij het overleven in de onzekere, agrarische wereld. Concreet gaat het over het beïnvloedden van de vruchtbaarheid (onder meer via schoonheidscrèmes en seksuele functies), het genezen en het voorspellen van de toekomst, één voor één belangrijke zaken in een onzekere wereld. Tot de vijftiende eeuw is magie probleemloos en wordt het nauwelijks bestraft. De hoeveelheid bronnen toont dat magie geen marginaal verschijnsel is, integendeel. De bevolking vindt de gebruiken normaal. Een onderscheid tussen magie en wetenschap, tussen geloof en bijgeloof is er niet. Wiskunde, astrologie, handlezen vloeien probleemloos in elkaar over. In de vijftiende eeuw verandert die houding. Een vraag waar historici hun tanden op breken, is waarom de heksenverbrandingen net in de Renaissance plaatsgrepen. Ik belicht de keerzijde van de renaissancemedaille. De kennis van de vroedvrouw bevindt zich van oudsher op het machtskruispunt waar de staat (de registratie van het kind), de wetenschap (hoe beval je?) en het geloof (de doop) samenkomen.
In de zestiende eeuw creëren de staatvormingsprocessen, de wetenschappelijke belangstelling voor de oudheid, de reformatie en de contrareformatie een gemeenschappelijke vijand: de vrouw (80 procent van alle magische beschuldigingen betreft vrouwen) die magie (en dus ook verloskunde) bedrijft.
Dit wederkerig belang van wetenschap, kerk en staat materialiseert zich in 1. de vermannelijking van de wetenschap, 2. in een herkerstening en 3. in het strafrecht.

Ik leg uit.

1. De prille wetenschap verdrijft vrouwen uit de medische stand. De opkomende mannelijke geneeskunde tolereert niet langer het vrouwelijke bijgeloof en wordt geteund door de kerk die de onprofessionele genezing gelijkstelt aan ketterij. Die kerk houdt bovendien toezicht op die wetenschap. Artsen oefenen geen praktijk uit zonder priester en behandelen geen patiënten die de biecht weigeren. Tijdens de heksenjacht stelt de kerk onprofessionele hulp gelijk aan ketterij. "Als een vrouw het waagt om te genezen zonder gestudeerd te hebben, is zij een heks en moet zij sterven." Het onderscheid tussen "vrouwelijk" bijgeloof en "mannelijke" wetenschap wordt duidelijk tijdens het heksenproces.

2. Het onderscheid tussen "vrouwelijk" bijgeloof en "mannelijke" wetenschap kristalliseert zich uit als de godsdiensttroebelen een hoogtepunt bereiken: de herkerstening gebeurt door het uitbannen van bijgeloof.

3. Hekserij verdwijnt in de 18de eeuw uit het strafrecht. Daarvoor is het fenomeen te marginaal.

Samengevat en verder onderzoek...

In de zestiende en zeventiende eeuw slaan kerk, wetenschap en staat de handen in elkaar om de scheiding tussen hun actieterreinen te voltrekken. Op dat actieterrein bevindt zich de gemeenschappelijke vijand van de heks, die religieuze, wetenschappelijke én bestuurlijke aspiraties heeft.
Na de processen medicaliseert en vermannelijkt de vroedkunde. Kerk, staat en wetenschap beperken de taak van de vroedvrouwen. Gecompliceerde bevallingen en instrumenten zijn voor chirurgijnen, heel- of vroedmeesters. Is het toevallig dat tijdens de heksenprocessen de oudste vroedvrouwenscholen ontstaan die vrouwen opleiden onder het (deskundige) mannelijke oog?
Dit moet uiteraard nader onderzocht worden. Voor Brugge werken de jaartallen alvast inspirerend. Wie onderzoekt de verbanden in andere steden?

1 opmerking:

  1. Hekserij verdween uit het Engelse strafrecht in 1746. Heksen werden vanaf dan vervolgd als oplichter.Het is pas met de Witches Act van 1951 dat hekserij volledig uit het strafrecht verdwijnt. Kort daarop kwam de Wicca, gesticht in 1951, naar voor als paganistische heksenreligie. Voor het eerst in het boek "Witchcraft Today" van Gerald B. Gardner. Tegenwoordig is de Wicca geen marginaal gegeven meer, maar een der sterkst groeiende religies ter wereld.

    BeantwoordenVerwijderen